Door Ward Van Loock van Klaverzot Geel, aangeleverd in context van Open Monumentendag 2024 in kader van ‘Op het Ritme van de Kempen’
Juni 2024. Een zonnige dinsdagnamiddag aan Sas 5 van de Kempense Vaart in Dessel. Een vrouw in lange voorschoot brengt me koffie met een heerlijk stuk taart vol vruchten en slagroom. Het is hemels stil op het caféterras, de blaadjes van de lindebomen bewegen nauwelijks. Enkele koppels zitten tegen elkaar te fluisteren, bang om de stilte te verstoren? Terwijl ik uitkijk op de ouderwetse sluis, dromen mijn gedachten weg naar een zomerdag in 1928. Ik zie enkele spitsen aangemeerd liggen, geduldig te wachten op versassing. De sassenier staat met enkele schippers te praten. Een schippersvrouw stapt met een lege bak aan wal, passeert mij en gaat het sashuis binnen. Na enige tijd keert ze terug met haar bak boordevol eetwaren.
‘G’et mijnen toebak toch niet vergeten, hé vrouw’ roept de schipper haar toe.
‘Zorgt er zelf es voor, schipper, uwe gewone was er niet meer. En as ge straks uit ‘t café komt, brengt dan nog es wa van die dikke ajuin mee want die kon er niet meer bij.’ schreeuwt ze terug.
‘Ah ja Trefon’ herinnert de sassenier zich, ‘ik was nog vergeten te zeggen dat ik nu andere toebak heb ingedaan, lekkere jonge malse van Wervik. Ge kunt ‘m ook gebruiken om te sjieken’.
Het doet me denken aan de interessante babbel die ik had met ons Klaverzot-lid Liliane. Ze is de kleindochter van een sassenier en ze vertelde honderduit over haar grootvader. Sindsdien ben ik ik de ban geraakt van sluizen en kanalen, zoals dit Kempisch Kanaal waar ik langs fiets. Haar grootva (1880 – 1969) was zijn leven lang sluiswachter en vertelde verhalen en anekdotes over het dagelijks leven bij het water. In de jaren vóór WO II was het veel drukker dan nu en de schippers stonden meestal in de file vóór de sluis. Slimmeriken kwamen op het idee om aan de sluizen een kruidenierswinkel te beginnen, waar de schippersvrouwen zich tijdens de lange wachttijden konden bevoorraden. De schippers konden er ondertussen een pintje drinken met hun maats. Al snel werd het huis ingedeeld in een winkel links van de voordeur en in een café rechts. En zeker met zo’n café deed de sassenier zijn voordeel want sommige schippers gaven hem geregeld een fooi in de vorm van een fleske bier dat neergezet werd in een bak. Na zijn dagtaak haalde de sluiswachter zijn bak met biertjes op. Deze beloning voor zijn werk had veel te maken met zijn officiële functie als ‘sluismeester’, net zoals een ‘schoolmeester’, ambtenaren van de Staat. Niet alleen door hun uniform maar gewoon door hun onmisbaar werk genoten ze veel aanzien bij de bevolking en werden ze door iedereen gerespecteerd.
Amper 4 km na sas 5 komen we bij een tweede erfgoedmonument. Dit sashuis ziet eruit als een gewone Kempische langgevelwoning maar bij nader toezien ontdek ik twee voordeuren in de voorgevel. De ene staat open en leidt naar het café met een bijzonder interieur. Je stapt binnen in de jaren 50 van vorige eeuw. Pronkstuk is de fijn bewerkte toog. Ook de enkele tafels en stoelen doen me terugdromen naar mijn kindertijd toen ik met mijn vader soms mee op café mocht. Maar er is meer. Het kleine café heeft een doorgang naar een andere ruimte waar ik die tweede, nu ongebruikte, voordeur opmerk. Ik denk terug aan de grootvader die vertelde dat bij sommige sluizen schippers hier onderhandelden met zogenaamde voermannen over het inhuren van trekkers (mannen, vrouwen en kinderen) en ook van paarden die de schepen voorttrokken of jaagden. Het is alsof ik ze druk gesticulerend bezig zie om tot een akkoord te komen over de prijs van het jagen. Daarna gaan sommigen ze naar de stallingen achteraan om de paarden te kiezen. Waar nu het caféterras er vreedzaam bijligt, moet het vroeger een gewemel van mensen en paarden geweest zijn.
Na 9 km duikt Sas 7 op en daar laten we voorlopig het kanaalgebeuren met rust. We trekken het Kempische ‘binnenland’ in; 14 km lang toeren we door afwisselende landschappen. Eerst onverhard door de bossen van het Prinsenpark, dan langs de watermolen van Retie om dan terecht te komen tussen de open landerijen en hooiweiden langs de Werbeekse Nete. De auto’s die ons passeren kunnen we op één hand tellen. We stoten in Retie Ter Heyde uiteindelijk op onze tweede vaart: het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten of Noordkempische Vaart. De waterweg ligt er idyllisch-romantisch bij, helemaal ingesloten als het ware geknuffeld door uitbundige bomenrijen. In die groene overwelving fietsen we 5 km lang zonder één enkele sluis tegen te komen. Waar de Kempische én Noordkempische Vaart elkaar kruisen ligt een breed waterkruispunt. Daar kijken we tegen een bijzonder gedenkteken aan: een standbeeld van de Vaartketser. De benaming herinnert aan het geluid dat trekkers en paarden maakten op het grind/kasseien van het jaagpad. Deze kunstige creatie van André Sels in cortenstaal is een onvergetelijke hommage aan de vele scheepstrekkers die vóór WO II vrachtschepen naar hun bestemming ‘jaagden’. De meeste fietsers op het jaagpad gunnen het geen blik maar dankzij de verhalen van grootvader-sassenier krijgt het voor ons wél een betekenis. Het gedicht van Jean-Pierre Melis brengt ons in stemming en we mijmeren eerbiedig in stilte bij het harde trekwerk van alle vaartketsers. Wanneer we ons terug oprichten kijken we tegen de Sas4-uitkijktoren aan die aan de overkant boven het geboomte uitsteekt.
Heb je ook zin om deze route langs sashuizen en jaagpaden met je fiets af te leggen? De route zal opgenomen worden binnen het project Op het ritme van de Kempen. In de overzichtskaart van wandel- en fietsroutes doorheen heel de Kempen kan je hem terugvinden!